Houtwallen / singels   

Houtwallen en houtsingels zijn lange stroken struiken en bomen die als groene aders door het buitengebied lopen en met elkaar een netwerk vormen.
Het zijn door mensen gecreëerde landschapselementen. 

Dichtbegroeid en goed gestructureerd, geven een goed leefgebied voor kleine zoogdieren, vogels, insecten en vlinders. Maar ze zijn ook van belang voor bosplanten, varens en mossen.



In houtwallen en houtsingels woekert vaak de Amerikaanse Vogelkers die alle andere beplanting wegdrukt. Dit is ongewenst aangezien er een monocultuur ontstaat; daarom wordt de ontwikkeling van deze soort tegengegaan.

Houtwallen (beplante grondwallen) bestaan meestal uit een gevarieerde boom- en struiklaag. Op droge gronden overheerst de eik. Op natte gronden overheersen de els, de es en de wilg.

 

Houtsingels (niet verhoogde bodem) zijn vooral begroeid met zwarte els en op wat drogere gronden ook wel met berk, lijsterbes, vuilboom, gelderse roos en krent. Houtsingels zijn ecologisch interessanter naarmate :


Oorspronkelijk diende de houtwal voor afscheiding van landerijen en levering van hakhout. Na verloop van tijd groeien bomen uit tot flinke hoogte en geven de overhangende takken veel schaduw waardoor de struiklaag en andere onderbegroeiing verdwijnt.

 

Door afzetting van bomen en struiken eens in de tien tot twintig jaar, zullen de stobben opnieuw uitlopen, waardoor na enkele jaren weer een evenwichtige houtwal ontstaat.

Van de overgebleven takken worden in de houtsingel houtrillen gemaakt. Bomen op schouderhoogte gezaagd vormen de zijsteunen.


---//---